Alvast terugkijkend

column door: Bo Tarenskeen (medeoprichter, dramaturg, huisschrijver)

Misschien raar, een maand van tevoren een terugblik schrijven. Dit zijn immers de dagen dat de meeste makers en spelers juist goed en wel op stoom beginnen te komen: we hebben nog vier weken, de teksten zijn af of bevinden zich in hun laatste fase, mensen zijn nog maar net begonnen te repeteren, de publiciteitscampagne komt nu pas echt van de grond. De komende dagen wordt ons publiek er aan herinnerd: het is binnenkort 4 mei, en na de twee minuten stilte kunnen we overal in het land een voorstelling zien die aansluit bij dat nationale ritueel.


Op verzoek van medeoprichter/artistiek leider/maar vooral partner in crime Jaïr Stranders schreef ik dit keer de tekst voor onze jaarlijkse Carré voorstelling. In de zomer bracht hij het gesprek op de uitholling van het begrip ‘vrijheidsstrijd’ en hoe dat door zoveel extremisten vandaag de dag misbruikt wordt. Een onderwerp dat me aan het hart ligt, niet alleen omdat ik gefascineerd ben door mensen die hun kwaad op een rationele manier voor zichzelf weten goed te praten, maar ook omdat de destructieve kracht van de taal me nog steeds versteld doet staan.

Taal is wezenlijk. Zonder woorden zijn we niet in staat iets te onthouden, zelfs niet om complexe gevoelens waar te nemen. De taal maakt het ons mogelijk het verschil te voelen tussen emoties als melancholie, rouw en wanhoop. Maar zoveel termen die we dagelijks horen en gebruiken, waarmee we de wereld van vandaag en dus ook onszelf  begrijpen, zijn containerbegrippen die eigenlijk niets meer betekenen: verbinding, vrijheid, wappie, cultuur, woke, identiteit, inclusiviteit, platteland, gezond verstand, diversiteit etc. En als begrippen dermate versleten en opgeblazen raken dat ze hun werkelijke betekenis verliezen, kunnen ze makkelijker gebruikt worden om anderen te onderdrukken.


De nazi’s bezetten andere landen onder het mom van ‘vrijheidsstrijd’. In het kader van ‘gezond verstand’ worden door politici uit middenpartijen schaamteloos racistische voorstellen gedaan. De tegenstelling ‘stad en platteland’ is misleidend want zoveel verschillen zijn er niet en bovendien, binnen het platteland zelf bestaan zoveel tegenstellingen dat het veel minder homogeen is dan beweerd wordt. Iemand die het coronabeleid kritisch bevraagt en weigert zich te laten vaccineren is onmiddellijk, haast per definitie een ‘wappie’. Een professor die al zijn hele leven integer onderzoek doet naar ons slavernijverleden wordt niet serieus genomen ‘omdat het een witte man is’. Uiteindelijk maken dergelijke termen het alleen maar makkelijker elkaar te ontmenselijken, elkaar te reduceren tot een label, een woord, een symbool. En het is veel makkelijker een symbool uit de weg te ruimen dan een mens.


Theater, als de plek waar we ons anderen voorstellen, helpt ons elkaar elkaars menselijkheid terug te geven, hoe ongemakkelijk ook. Het helpt geschiedenis los te maken uit zijn stoffige abstractie, helpt begrippen te bevrijden uit hun beklemmende algemeenheid. Na meer dan dertien jaar deel te hebben uitgemaakt van de artistieke kern wil ik nu als theatermaker meer mijn eigen weg gaan, en deze voorstelling zie ik dus ook als een afscheidscadeau dat Theater Na de Dam en ik elkaar geven. Maar het feit dat deze manifestatie, waarbij geschiedenis, theater en het rituele elkaar omarmen, zo deel is geworden van het Nederlands toneel–DNA, en nu zelfs is overgewaaid naar België, zorgt ervoor dat ik het met vertrouwen kan achterlaten.