Column #3 Jaïr Stranders
De dertiende editie van Theater Na de Dam staat bijna voor de deur met meer dan 120 voorstellingen. De voorgaande twee edities zijn er ondanks de Corona-maatregelen – of moet ik schrijven dankzij? – veel bijzondere dingen gemaakt zonder live publiek erbij, zoals podcasts, films, livestreams, audiowandelingen en kookpakketten. Maar veel van de voorbereidingen waren ook online, via Zoom etc. Door Corona was er überhaupt in de wereld weinig live contact, een verschijnsel dat de afgelopen jaren al ingezet is door de dominantie van schermen, internet en sociale-media. Een ontmoeting met een ander in levenden lijve, met andere denkbeelden dan de onze, wordt schaarser. Het gevolg hiervan is meer en meer wederzijds onbegrip en dat kan weer leiden tot polarisatie en haat.
Het is dan ook voor het team van Theater Na de Dam een verademing om deze laatste weken achter het scherm vandaan te komen. Zo konden we op 16 april in Amsterdam, na twee jaar online-jongerendagen, weer met ruim 200 jongeren en theatermakers uit heel het land samenkomen. Zij deelden verhalen die zij hadden opgediept uit de gesprekken met ooggetuigen van de oorlog en we filosofeerden over wat herdenken is in deze ingewikkelde tijd. Aan cafétafeltjes en in repetitieruimtes kunnen we weer in gesprek gaan met theatermakers over het licht dat zij willen schijnen op de Tweede Wereldoorlog en wat de herdenking voor hen betekent.
En al lijkt die oorlog zo lang geleden en dringt de actualiteit van nieuwe oorlogen zich ongenaakbaar op, toch zijn er nog veel onderbelichte verhalen uit ‘de oorlog’ waarvan we te weinig weten. Daarom is Emma Lesuis op verzoek van Theater Na de Dam naar Suriname gereisd om te onderzoeken wat er – ‘meer dan bauxiet’ – op 4 mei in Frascati verteld moet worden over de Tweede Wereldoorlog in deze voormalige kolonie. Daarom vertellen jongeren in voorstellingen door het land over het gruwelijke lot tijdens de oorlog van psychiatrische patiënten of mensen met beperkingen, of over de vervolging van Sinti en Roma, of over het koude onthaal dat Joodse Nederlanders te wachten stond. En daarom staan we in Carré stil bij waarom de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië te weinig deel uitmaakt van ons collectieve bewustzijn.
Afgelopen weken vielen het christelijke Pasen, de islamitische Ramadan en het joodse Pesach-feest samen; feesten die in het teken staan van bezinning en een nieuw begin. Ik heb de joodse Seidermaaltijd altijd al gezien als een mooie inspiratie voor 4 en 5 mei. Door te vertellen over de geschiedenis – de uittocht uit Egypte waar de Israëlieten slaaf waren – en daarbij stil te staan bij thema’s als onvrijheid en vrijheid, kun je elkaar vervolgens vragen stellen wat dit verhaal betekent voor de tijd waarin wij nu leven.
Bij de Seideravond twee weken geleden met mijn familie kreeg ik een nieuw inzicht. Je leest op die avond samen onder andere over vier kinderen; het wijze, het brave, het naïeve en het slechte kind. Deze laatste vraagt zich af wat deze Seideravond met al die rituelen moet betekenen. Hij plaatst zichzelf er buiten en wordt daarom in de vertelling als ‘slecht’ bestempeld. Maar je kunt het ook anders zien: dit kind voelt zich buitengesloten. Net als mensen en groepen in ons land die zich moeilijk kunnen verhouden tot 4 en 5 mei, omdat er te weinig ruimte is geweest voor onderbelichte perspectieven. Ik zie het als onze verantwoordelijkheid naar dit kind te luisteren, begrip op te brengen voor dit geluid. En waar kan dit beter dan in het theater op 4 mei.