Jaïr Stranders over Sedje Hémon

Op vrijdag 7 oktober jl. was Jaïr Stranders, zakelijk leider van Theater Na de Dam, een van de sprekers op Dwars Door het Stedelijk in het Stedelijk Museum Amsterdam. Hij sprak over Sedje Hémon en hoe hij is geïnspireerd door haar verhalen, gedichten en kunstwerken. Hieronder zijn tekst van die avond.

  • [ ] Goedenavond. Mijn naam is Jaïr Stranders, theatermaker, programmeur en filosoof en o.a. artistiek leider van Theater Na de Dam, de theatermanifestatie op 4 mei na de Nationale Dodenherdenking. De komende 10 minuten volgt er aan de hand van Sedje Hémon’s leven en gedichten een geografie van kruispunten, tijden en persoonlijke associaties. Springend over rivierstenen neem ik jullie mee.
  • [ ] Zoals meer mensen hier of hierbuiten, had ik nog niet eerder van Sedje Hémon gehoord. En toen Mirthe mij vroeg mij in haar leven en haar oorlogsgeschiedenis te verdiepen, en ik de gedichten uit deze publicatie die mij werd toegezonden las, werd ik overvallen door herkenning.
  • [ ] In zoveel verhalen van overlevenden komen dezelfde elementen terug, ook al beleeft een ieder deze op een eigen manier. En er zijn ook raakvlakken met mijn eigen familiegeschiedenis. Misschien ben ik wel met haar verbonden, zoals een mens verborgen verbindingen met zoveel mensen heeft.
  • [ ] Afgelopen dinsdag liep ik hier beneden langs haar kunstwerken toen ik een downloadlink gemaild kreeg van 10 composities van haar hand. Een paar tracktitels: ‘Pour les mourants’/’Voor de stervenden’, ‘Dodenherdenking’, ‘Nooit meer een Auschwitz’. Deze laatste, zo lijkend op het na-oorlogse morele ijkpunt ‘Nooit meer Auschwitz’, maar toch echt anders. Want ‘Nooit meer een Auschwitz’ wenst explicieter dat er nooit meer voor wie dan ook, voor ieder Ander, zoiets als Auschwitz mag zijn.
  • [ ] Luisterend naar de muziek bleef ik hangen bij een compositie’ Se contre balancer’/‘Tegengewicht’. Meteen dacht ik aan Kol Nidrei van Max Bruch, iets dat ik die ochtend hier niet ver vandaan, in de Pijp, nog aan mijn dochter Aviv liet horen, want die avond was het Kol Nidrei, de beginavond van de joodse Grote Verzoendag. Misschien een onterechte associatie, u kunt het zelf beoordelen.
  • [ ] Muziek: Max Bruch eerst, dan track 2 van de cd.
  • [ ] De titel van de bundel gedichten die zij de twee jaar na de oorlog in Haagse ziekenhuisbedden schreef en aan het einde van haar leven publiceerde is ‘Vergeven nee… Vergeten nooit!!’. Dat vormt een van de rode draden in haar na-oorlogse leven en werk, beginnend bij het veranderen van haar achternaam Frank in het frans klinkende Hémon, een samenvoeging van haar ouders voornamen Heijntje en Simon. Op de vlucht bij de Zwitserse grens werden zij opgepakt.
  • [ ] Mijn opa en oma waren met hun vlucht gelukkiger, mijn vader werd tijdens de oorlog geboren in Zwitserland. En zijn in Sobibor vermoorde opa die hij nooit heeft gekend heette ook Simon.
  • [ ] Sedje’s gedichten verhalen vanaf de bezetting, verzet, onderduik, concentratiekamp tot en met de bevrijding en haar herstelperiode. Het zijn markante gedichten. Een soort rijmpjes, kinderlijk haast in de vorm, terwijl ze over zoiets gruwelijks gaan. Gedichten zijn vaak pogingen om door middel van taal iets op te schonen. Voor Sedje is het in die ziekenhuisbedden dé vorm om het onuitsprekelijke te vatten. Het onuitsprekelijke is een op een gekoppeld aan de hel die ze heeft overleefd. Met de woorden die ze tot haar beschikking heeft probeert ze nuchter te begrijpen wat er is gebeurd, om zichzelf aan te sporen dat ze niet anders kan doen dan leven, in de kunsten de vrijheid op te zoeken. Of beter gezegd: een plek geven aan dat wat geen plek kan hebben, of geen plek heeft.
  • [ ] Een fragment uit ‘Trekkerslied’: “Zwerven van de een naar de ander, / soms voel je je eens echt thuis. / Dan weer voort met het trekkersleven, / overal en toch nergens een huis.” Het beeld van de wandelende jood komt bij me naar boven, het ontheemd zijn. Haar kunst omarmt deze chaos, het naast elkaar staan van de dingen. Sedje is misschien wel meer dan een ’slasher’, zoals ze hier en daar beschreven wordt: alles loopt door elkaar, de tijden, de plekken, alles zit in één moment.
  • [ ] Zo eindigt ze in het gedicht ‘Gedeporteerd’ met een voor haar wreed sadistische gezicht: “Want midden tussen al de ellende, tussen de modder en het slijk, staan daar een rij paarse viooltjes in hun volle bloemen prijk. Voor mijn raam stonden ook viooltjes, het gaf mij een gevoel van huiselijkheid. Wie moet jullie nu verzorgen? Wij staan alleen in onze levensstrijd.”
  • [ ] Dat huis waar ze het over heeft, voor de oorlog in Den Haag, waar stond dat? Mijn oma en haar ouders woonden tot aan de oorlog ook in Den Haag. Zou mijn oma haar gekend hebben? Ze was 14 jaar ouder dan Sedje, maar mijn oma had piano gestudeerd op het conservatorium. Toen zij als enige van haar familie de oorlog had overleefd, heeft ze – net als Sedje met haar viool – daar niks meer mee gedaan.
  • [ ] Nog zo’n verbinding: Sedje speelde in Auschwitz in het kamporkest, het heeft haar mogelijk helpen overleven. De neef van mijn andere oma speelde trompet in het kamporkest.
  • [ ] In ‘Een open hok’ schrijft ze: “Het verwondert mij dat wij niet reeds lang op moesten gaan in rook.”
  • [ ] En dan haast cynisch, in ‘Bevrijd uit een concentratiekamp’: “Wij hebben geleden… Dit was een detail uit ons verscheurend bestaan. Wij hebben geleden!!! Wat trok u het zich aan???”
  • [ ] Een langer fragment, over o.a. de Dodenmarsen, uit het gedicht ‘Kerstmis 1945’: “In de huizen brandt de kachel. Gezellig zit men bij elkaar en men denkt aan al de ellende van het vreselijke vorige jaar. Af en toe knalt een geweerschot en een arm gelukkig mens wordt heel eenzaam achtergelaten… Zij prevelt zachtjes een laatste wens. Wie weet is zij wel de moeder van een nu ondergedoken kind, die de slaap maar niet kan vatten en onmogelijk haar rust hervindt. Of wie weet loopt wel haar vader mee in die treurige droevige stoet. Zijn zij elkaar verloren tussen allen? Maar hij doet zijn best om op de been te blijven, ook al kan hij echt niet meer. De gedachte aan zijn dochter sleept hem voort, steeds weer, steeds weer! Wie mag het beleven? Wie mag het eens voelen dat vrede en recht weer gelden op aarde? Is het mogelijk of bestaat het niet meer… Krijgt een mensenleven weer eens waarde! Wij zitten heerlijk bij de kachel, de overlevenden van vorig jaar! Wij zijn weer vrij! Ons is het leven! Wij zijn wel vrij, bevrijd van de mof! Zij zijn ook vrij, de armen die vielen, hamert het in ons hoofd zo dof. Het is vrede op aarde. De klokken luiden! Heel stil met gebogen hoofd luisteren wij naar het bimbam der klokken… denkend aan onze mensen die werden weggeroofd!”
  • [ ] Judith, de overgrootmoeder van mijn geliefde, overleefde ook de dodenmarsen, en haalde in Rotterdam haar dochter Batseba op bij haar onderduikgezin. Judith overleefde in Auschwitz de experimenten op Mengele. Bij Sedje zijn er na de oorlog littekens tevoorschijn gekomen die vermoedelijk ook van experimenten waren; zij herinnerde het zich niet. Gelukkig, met een vraagteken?
  • [ ] Er was ook troost, zoals ze schrijft in ‘Opgegaan in de muziek’: de muziek deed haar verwijlen, het brengt haar in een betere wereld; “van schoonheid en liefde is hij vol.”
  • [ ] En de zwarte humor was niet ver weg, in ‘Ziekenhuisliedjes’:
    Wij gaan nog niet naar huis,
    nog lange niet, nog lange niet….
    Wij gaan nog niet naar huis,
    want niemand is er thuis.
    Al mochten wij naar huis,
    dan konden wij niet, dan konden wij niet….
    Al mochten wij naar huis,
    NSB’ers zitten thuis.
  • [ ] Een laatste fragment, uit het gedicht ‘Ter nagedachtenis’: “Daar zijn zo dingen in het leven: er over spreken kan je niet… Je keel daar komt een brok in bij herinnering aan zo’n verdriet.”
  • [ ] Het onuitsprekelijke, dat zo kenmerkend is voor haar kunst, en tegelijkertijd al die verwoede pogingen om haar leven zinnig te laten zijn. Ze wil werken, heel praktisch bezig zijn, nuttig, helend, delend, democratisch, rechtvaardig, zoals zovelen na de oorlog dat wilden en deden, zeker in de kunsten. Veel van mijn voorbeelden en meesters zijn net zo.
  • [ ] Misschien kunnen we beter niet spreken over Sedje Hémon de kunstenaar, maar Sedje Hémon de mens, de overlevende, de wederopgestane, de heler. Men denkt vaak dat een kunstenaar alleen een kunstenaar is als hij of zij kunst maakt, maar – zoals Cathelijne al zei – Sedje was zoals velen die die titel dragen: zij bracht van alles samen, grenzeloos verbindend, zoekend naar nieuwe vormen van overdracht. Dat is precies een kunstenaarsmentaliteit.
  • [ ] Overdracht, een essentieel onderdeel van de joodse traditie.
  • [ ] Als afsluiting wil ik jullie daarom haar poging tot overdracht – zoals ze die onder woorden bracht in 2007 als voorwoord bij haar toen uitgebrachte gedichten – niet onthouden: “leder woord komt recht uit mijn hart. Het is niet de bedoeling mij dichteres te noemen. Ik heb de tekst onveranderd weergegeven zoals ik deze toen ik een jong meisje was in 1945 -1946 heb geschreven. De inhoud is als een waarschuwing bedoeld. Iedereen moet attent blijven en er voor zorgen dat hopelijk niemand zo iets zal meemaken. Natuurlik ben ik op de hoogte van het grote aantal boeken en documentaires die over deze vreselijke tijden zijn gepubliceerd en verschenen. Toch wil ik op mijn wijze proberen te getuigen hoe ik deze tijden heb ondervonden en kon overleven. Omdat ik zelf geleden heb wil ik – indien mogelijk – voorkomen dat dit bij anderen gebeurt. Mijn grootste wens is een halt toe te roepen aan dergelijke gruwelijke situaties en iedereen aan het denken en aan het werk te zetten omdat dit nooit meer mag voorkomen. Dan is het doel van deze publicatie bereikt.”
  • [ ] Dank jullie wel