Op 14 mei 1940 bombarderen de Duitsers Rotterdam en ligt het leven van Jan Willem in puin. Hij heeft geluk dat hij juist die dag niet op kantoor is, maar naar een klant net buiten de stad. Zijn familie heeft minder geluk, net als veel mensen van kantoor. Hij vindt onderdak bij Ome Cor; een binnenvaartschipper. En zo komt het dat Jan Willem met het binnenvaartschip van zijn oom, afgeladen vol met Rotterdams puin in de nog jonge Noordoostpolder terechtkomt. Een plek waar ze ieder paar handen kunnen gebruiken. Om de dijken te verzwaren, om de polder te ontginnen. Jan Willem besluit te blijven, want wie wacht er nog op hem in Rotterdam? Niemand.