Twee jongeren komen in de nacht van 7 op 8 mei 1982 toevallig in een bunker aan de Noordzee kust terecht. Het stormt, die nacht. Ze vertellen, geïnspireerd door de omgeving, elkaar sterke verhalen, die hun grootouders hen vertelden. Onschuldig verbeelden ze zich die nacht, wat er zoal in de bunker afgespeeld kan hebben. Dan vinden zij, plotseling, oude botten van een duif. Ernaast ligt een ringetje. Jonathan herkent het ringetje. Drie jaar ervoor had hij zo’n ringetje zien liggen in het nachtkastje van zijn oma. Een bizar verhaal over het verzet in de tweede wereld oorlog volgt. Twee verhaallijnen over verzet vloeien in elkaar over. Twee tijdperken vinden elkaar in een bunker aan de Noordzee: het verzet in WO II en de opbouw van verzet tegen een mogelijke nieuwe oorlog met het Oosten. Een voorstelling over behoud van vrijheid en identiteit.