Heerenveen 1940-1945. In de bij het ziekenhuis speciaal gebouwde barak voor besmettelijke ziekten waakt de jonge zuster Maartje Danse over haar patiënten. De Duitse militairen, die een eigen lazaret in de bomvrije kelder van het ziekenhuis hebben, wagen zich beslist niet in de ziekenbarak van zuster Maartje. Ideaal voor een Joods patiëntje als Flipje Kind, of voor de oude Joodse juffrouw Goedekoop om hier te verblijven. Intussen krijgt de jonge Hielke Wierda, chauffeur van de ziekenwagen, door zijn gedrag steeds meer problemen met de Duitsers. Waar kan hij als het nodig is een veilig onderkomen vinden? In het ziekenhuis, misschien?
In de grimmige laatste oorlogswinter wordt het drukker en drukker in het ziekenhuis, ook op de afdeling van kinderarts Bonne Dijkstra. Samen met het verplegend personeel en collega-artsen probeert hij er te zijn voor de vele zieke kinderen en zuigelingen, die onder de meest barre omstandigheden uit Limburg zijn geëvacueerd naar Friesland.